snedes
- sne·des
snedes
- sneden, niet-officiële meervoudsvorm van het zelfstandig naamwoord snede
- Ook deeluitgaven, in de vorm van testamenten en psalmboeken voor de zondagse kerkgang, vaak met vergulde snedes en gebonden in kostbare banden van leer of fluweel met zijden sluitlinten of gouden of zilveren sluitingen, komen veelvuldig voor. [1]
- Het oorspronkelijke meervoud van snede is sneden, omdat het om een van herkomst Nederlands woord gaat. De meervoudsvorm met -s is voor dit soort woorden meer in gebruik gekomen.[2][3][4]
- Het woord 'snedes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Hoftijzer, P.G."Boekenbezit van vrouwen in Leiden gedurende de Gouden Eeuw" in: Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis. jrg 12 (2005) Uitgeverij Vantilt, Nijmegen / Nederlandse Boekhistorische Vereniging, Leiden; p. 38; geraadpleegd 2015-02-15
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“3.5.5.1 Zonder betekenisverschil” (januari 2019), punt 3. op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Boon, C.A. den & D. Geeraerts (red.)Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14e druk (2005) Van Dale Lexicografie Utrecht/Antwerpen; cd-rom
- ↑ Boon, Ton den & Rudi Hendrickx(red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 3603 kol. 2