smurrie
- smur·rie
- herkomst onzeker, wellicht beïnvloed door smeer, derrie of smodderij, in de betekenis van ‘vuil’ aangetroffen vanaf 1920 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smurrie | - |
verkleinwoord | - | - |
- onsmakelijke weke massa
- Hij was onderuitgegaan en zat nu helemaal onder de smurrie.
- Het woord smurrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smurrie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ smurrie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "smurrie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be