smiezen
- smie·zen
- alleen meervoud, herkomst onbekend, aangetroffen vanaf 1890 (zie vindplaats hieronder) [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | smiezen |
verkleinwoord | - | - |
de smiezen mv
- ogen of kijkgaten, (figuurlijk): onverslapte aandacht (alleen in onderstaande uitdrukkingen)
- in de smiezenin de gaten, in het zicht
(figuurlijk) in de onverslapte aandacht
- in de smiezen hebben
- in de smiezen houden
- in de smiezen krijgen
- Het woord smiezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smiezen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ smiezen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron F.A. Stoett“Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden” (1901), Thieme, Zutphen, p. 159 nr. 501
- ↑ Weblink bron Reinier van Zutphen geciteerd doorKarel Berkhout“‘Veteraan wordt nu pas geholpen als-ie piept’” (24 juni 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron W.H.V.Nog eens kapitalisten-risiko. (26 maar 1890) in: Recht voor allen , jrg. 12 nr. 75 (29 maart 1890), W.C. de Graaff, Amsterdam, p. 1 kol. 1/2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be