Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smeer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord smeerder smeerders
verkleinwoord smeerdertje smeerdertjes

Zelfstandig naamwoord

de smeerderm

  1. (beroep), (scheepvaart) een van de laagste rangen op een schip, iemand die de smerigste en zwaarste klusjes opknapt.

Gangbaarheid