Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sma·ke·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord smakeloosheid smakeloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de smakeloosheidv

  1. het smakeloos zijn
    • De smakeloosheid van de maatijden in het restaurant was de oorzaak dat het ook dit jaar geen ster kreeg. 
Synoniemen
  1. flauwheid, lelijkheid

Gangbaarheid