Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sloot·je·spron·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
slootjespringen

slootjesprongen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van slootjespringen
    • ...dat wij slootjesprongen. 
    • ...dat jullie slootjesprongen. 
    • ...dat zij slootjesprongen. 
    • Wij zouden heel wat liever zien, dat men althans de jeugd en aankomende jongelingschap gansch buiten het politieke en kerkelijke gekrakeel dezer dagen hield en dat roomsche jongetjes met roode en liberale en anti-revolutionaire jongetjes samen ongesubsidieerd voetbalden, slootjesprongen, vochten, en wat meer des jongens is. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen