Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sloot af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afsluiten

sloot af

  1. enkelvoud verleden tijd van afsluiten
    • Ik sloot af. 
    • Jij sloot af. 
    • Hij, zij, het sloot af. 
vervoeging van
afsloten

sloot af

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van afsloten
  2. gebiedende wijs van afsloten


Gangbaarheid