slingerde uit
- Geluid: slingerde uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈslɪŋərdə ˈœyt / (4 lettergrepen)
- slin·ger·de uit
vervoeging van |
---|
uitslingeren |
slingerde (…) uit
- enkelvoud verleden tijd van uitslingeren
- Ik slingerde uit.
- Jij slingerde uit.
- Hij, zij, het slingerde uit.
- Ik slingerde uit.
- Het woord 'slingerde uit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.