slechtziendheid
- slecht·ziend·heid
- afleiding van slechtziend met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slechtziendheid | |
verkleinwoord |
de slechtziendheid v
- (medisch) het niet goed kunnen zien
- ▸ In de week waarin het Oogfonds de aandacht vraagt voor blind- en slechtziendheid, zette Liesbeth op haar werk een parcours uit. Hieronder daagt ze haar collega's uit om een stukje, slechtziend, te lopen:[1]
- ▸ Ouweneel leerde Joshua kennen nadat zijn dochter de gebedgenezer in Lagos had bezocht. "Zij werd genezen van onvruchtbaarheid, mijn kleindochter van slechtziendheid." Joshua liet Ouweneel tijdens de massale genezingsdiensten naast hem lopen, zodat die alles goed kon zien. "Ik heb genezingen gezien die menselijk gezien onmogelijk waren. Zo bracht een zwangere vrouw van wie de baby in stuitligging lag, het kind voor mijn ogen vlot en gezond ter wereld. Dat soort dingen kun je niet faken."[2]
- Het woord slechtziendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Raquel Schilder“Liesbeth laat haar collega's ervaren hoe het is om (bijna) blind te zijn” (Zondag 23 juni 2019, 11:33), NOS
- ↑ Weblink bron “Invloedrijke en controversiële predikant T.B. Joshua overleden” (Maandag 7 juni 2021, 14:43), NOS