slapjes
- slap·jes
slapjes
- krachteloos, zonder overtuiging
- Een suffe wind deed loof en twijgen slaapverwekkend deinen en schommelen; vogels murmelden slapjes, als van warmte verdoofd. [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | slapjes |
verbogen | (alleen predicaat) |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
- vrij zwak
- 'De vlaschaard' is tot in de puntjes verzorgd als een kunstwerk, 'Rozeke' hier en daar wat slordig zoals het leven. En het einde is maar slapjes. Het einde van 'De vlaschaard' is grandioos. [3]
- Het woord slapjes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slapjes" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Bruggen, C. vanUit het leven van een denkende vrouw. 2e druk (1985) Nijgh & Van Ditmar, Den Haag; ISBN 9023656504; p. 49; geraadpleegd 2017-02-06
- ↑ De Smet, P."De novellen van Cyriel Buysse. Relaas van een herleesavontuur" in: Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap nr. 15 (december 1999) Cyriel Buysse Genootschap, Gent; p. 31; geraadpleegd 2017-02-06
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be