Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slaap·te·kort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaaptekort slaaptekorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het slaaptekorto

  1. slaapdeprivatie, een gebrek aan slaap
    • Mensen die te laat naar bed gaan en te vroeg opstaan krijgen vanzelf last van een slaaptekort. 

Meer informatie

Gangbaarheid