skiffen
  • skif·fen
  • afleiding van skiff met het achtervoegsel -en

skiffen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skiffen
skifte
geskift
zwak -t volledig
  1. (sport) roeien in een lange, lichtgewicht, eenpersoons roeiboot
     Maar nu ik me weer helemaal op het skiffen stort, kan ik elke wedstrijd goed gebruiken om meer ervaring op te doen.[1]
  1.   Weblink bron “Krachtpatser Roel Braas zegt Holland Acht vaarwel” (08-12-2012), Tubantia