• skall
Naar frequentie 11153

skall

  1. gebiedende wijs van skalle
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skall     skallet     skall     skalla
skallene  
genitief   skalls     skallets     skalls     skallas
skallenes  

skall, o

  1. schaal, schil (buitenkant)
    «Stor var min forbauselse da jeg skulle skrelle en apellsin og fant to små hagl mellom skallet og selve fruktkjøttet.»
    Mijn verbazing was groot toen ik een sinaasappel wilde schillen en tussen de schil en het vruchtvlees zelfs twee kleine hagelkorrels vond.
  2. (natuurkunde) schil (van een atoom)

skall

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van skall


  • skall

skall

  1. gebiedende wijs van skalle