sfaradi
- sfa·ra·di
- Hebreeuws סְפָרַדִּי (sfaradi) "Spanjaard, Sefard", van Hebreeuws ספרד (sfarad) "Spanje", met het achtervoegsel ־י (jod) "-i" waarmeer onder meer demoniemen worden gevormd [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sfaradi | sfaradiem |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) Sefard, jood uit Portugal, Spanje, Noord-Afrika of het Midden-Oosten
- Het woord 'sfaradi' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.