• sen·sa·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewaarwording’ voor het eerst aangetroffen in 1796 [1]
  • afgeleid van het Franse sensation (met het achtervoegsel -atie) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord sensatie sensaties
verkleinwoord sensatietje sensatietjes

de sensatiev

  1. sterke beroering door een verrassend voorval of bericht
    • Die film was een grote sensatie. 
  2. sterke emoties; grote gevoelens
    • Ze was niet veeleisend wat betreft hun kwaliteit of herkomst. Ze had foto's van Clemenceau, Maurras, Poincaré, Jaurès, Joffre, Briand... Sinds ze haar man had verloren, die het bevel voerde over een groep geüniformeerde suppoosten in het Musée du Louvre, bezorgden grote mannen haar heftige sensaties. [4] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]