• sejl·fø·ring
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden sejler en sko
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sejlføring     sejlføringen     sejlføringer     sejlføringerne  
genitief   sejlførings     sejlføringens     sejlføringers     sejlføringernes  

sejlføring, g

  1. (scheepvaart) de zeilen, die een zeilschip heeft gezet
  • med fuld sejlføring
met volle zeilen