• sei·ne
vervoeging van
seinen

seine

  1. aanvoegende wijs van seinen


enkelvoud meervoud
seine seines

seine

  1. (visserij) zegen (drijfnet)


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  seine     la seine     seines     les seines  

seine v

  1. (visserij) zegen (drijfnet)
vervoeging van
seiner

seine

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van seiner
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van seiner
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van seiner