seideren
- sei·de·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
seideren |
seiderde |
geseiderd |
zwak -d | volledig |
seideren
- (Jiddisch-Hebreeuws) aan de seidermaaltijd deelnemen
- (Jiddisch-Hebreeuws) de seidermaaltijd geven
- Het woord 'seideren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.