• se·cu·ri·teit
  • uit het Latijn: securitas
  • afgeleid van secuur met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud meervoud
naamwoord securiteit securiteiten
verkleinwoord

de securiteitv [1]

  1. veiligheid, zekerheid
    • Met eenvoudige doseermiddelen werden uit zwarte koffie en melk of koffiemelk op voor de hand liggen wijze in volstrekt identieke (maar op de bodem gemerkte) Duralex-glazen een aantal koffie-melk-mengsels bereid. Nadat ze met een eetlepel waren omgeroerd werden ze op kleur onderzocht. In geen enkel geval werd een verschil zichtbaar. Voor de securiteit is nog de AW-bordproef genomen die ook de alleenstaande onderzoeker tot blind onderzoek in staat stelt. De onderzoeker plaatst daartoe de twee te vergelijken glazen op een bord, draait dat met gesloten ogen voldoende lang rond en wijst dan zonder aarzelen de lichtste oplossing aan. Is dat steeds dezelfde dan is er een significant verschil. Maar het werd niets. [2]