• schuim·pje
enkelvoud meervoud
naamwoord schuim -
verkleinwoord schuimpje schuimpjes

het schuimpjeo dim. tant.

  1. van suikerschuim vervaardigde lekkernij

het schuimpjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord schuim
99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be