schokschouderen
- schok·schou·de·ren
- In de betekenis van ‘de schouders ophalen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1839 [1]
- samenstelling van schok en schouderen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schokschouderen |
schokschouderde |
geschokschouderd |
zwak -d | volledig |
schokschouderen [3]
- onovergankelijk de schouders ophalen
- Het woord schokschouderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "schokschouderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schokschouderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).