Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schou·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schouderen
schouderde
geschouderd
zwak -d volledig

Werkwoord

schouderen [1]

  1. overgankelijk met de schouders op de grond drukken
  2. overgankelijk aan de schouder brengen
    • Hij draaide hem naar den muur toe, en schouderde zijn geweer.[2] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. "In den Paaschnacht"
    Manuël Matte
    Biekorf, Volume 17, 1906
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be