Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schiet·ge·bed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schietgebed schietgebeden
verkleinwoord schietgebedje schietgebedjes

Zelfstandig naamwoord

het schietgebedo [3]

  1. (religie) kort en haastig opgezegd gebed, bijvoorbeeld wanneer er iets belangrijks staat te gebeuren of in een acute noodsituatie
    • Voor het doen van zijn rijexamen deed hij een schietgebedje. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen