goudvissenkom met ervoor een schepnet
  • schep·net
enkelvoud meervoud
naamwoord schepnet schepnetten
verkleinwoord schepnetje schepnetjes

het schepneto

  1. een zakvormig net aan een beugel met een stok
    • Als deskundige op het gebied van foraminiferen (eencellige diertjes met een kalkskelet) heeft Brummer al heel wat vaartochten meegemaakt, en zodoende al heel wat meeliftende vogels gezien. Nu is hij aan boord om de planktonsamenstelling op verschillende dieptes te bekijken: materiaal van 1.200 en 3.000 meter diep, uit de sedimentvallen, maar ook van 200 meter diep (verzameld met een overmaats schepnet) en van de oppervlakte. [2] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Gemma Venhuizen 21 mei 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be