scheluw
- sche·luw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | scheluw | scheluwer | scheluwst |
verbogen | scheluwe | scheluwere | scheluwste |
partitief | scheluws | scheluwers | - |
scheluw
- niet geheel vlak, bijvoorbeeld door kromtrekking
- Door het vocht was de deur gaan werken en scheluw geworden en sloot niet goed meer.
- Het woord scheluw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scheluw" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
16 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be