• save
vervoeging van
saven

save

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saven
    • Ik save. 
  2. gebiedende wijs van saven
    • Save! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saven
    • Save je? 
  4. aanvoegende wijs van saven


vervoeging
onbepaalde wijs to  save 
he/she/it  saves 
verleden tijd  saved 
voltooid
deelwoord
 saved 
onvoltooid
deelwoord
 saving 
gebiedende wijs  save 

save

  1. opslaan
  2. redden
  3. sparen