Nederlands

 
satinet
Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·ti·net
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord satinet satinetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

satinet m/o [2]

  1. (textielindustrie) glanzend weefsel van katoen of een mengsel van katoen en wol
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

30 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen