Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·ti·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans

Werkwoord

satineren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
satineren
satineerde
gesatineerd
zwak -d volledig
  1. iets glad en glanzend maken zodat het een satijnachtig uiterlijk krijgt
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen