sapodilla
- sa·po·dil·la
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sapodilla | sapodilla's |
verkleinwoord | sapodillaatje | sapodillaatjes |
- (bloemplanten) Manilkara zapota een groenblijvende, tot 35 m hoge boom met een dichtvertakte, brede kroon en een 80 cm brede stam, oorspronkelijk uit Mexico
- De sapodilla brengt eetbare vruchten voort en het sap ervan is de oorspronkelijke bron van kauwgum.
- (voeding) vrucht (en sap) van die boom
- Het woord 'sapodilla' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.