Sapodilla
  • sa·po·dil·la
enkelvoud meervoud
naamwoord sapodilla sapodilla's
verkleinwoord sapodillaatje sapodillaatjes

de sapodillav / m

  1. (bloemplanten) Manilkara zapota   een groenblijvende, tot 35 m hoge boom met een dichtvertakte, brede kroon en een 80 cm brede stam, oorspronkelijk uit Mexico
    • De sapodilla brengt eetbare vruchten voort en het sap ervan is de oorspronkelijke bron van kauwgum. 
  2. (voeding) vrucht (en sap) van die boom