• sam·men·hæn·gen·de
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Deense werkwoord sammenhænge met het voorvoegsel sammen-
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud sammenhængende
o enkelvoud sammenhængende
meervoud sammenhængende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
sammenhængende

sammenhængende

  1. aangesloten, samenhangend
  2. gelijkblijvend, harmonisch
  • [1]: sammenhængende værelser
aangesloten kamers
  • [2]: en sammenhængende stil
een harmonische stijl

sammenhængende

  1. onvoltooid deelwoord van sammenhænge