samenspelen
- Geluid: samenspelen (hulp, bestand)
- sa·men·spe·len
- samenstelling van samen en spelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
samenspelen |
speelde samen |
samengespeeld |
zwak -d | volledig |
samenspelen [1]
- (spel) onovergankelijk in het spelen samenwerken
de samenspelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord samenspel
- Het woord samenspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.