saman
saman
saman
saman m
- sa·man
- Afkomstig uit het Oudnoors.
saman
- samen, gemeenschappelijk
- «Korleis heng dette sammen?»
- Hoe werkt dit samen?
- «Korleis heng dette sammen?»
- ineen, bijeen, in elkaar
- [1-2] blande sammen, brette sammen, falde sammen, flyte sammen, lime sammen, lyge sammen, ryske sammen (et papir), slå sammen (ei bok), pakke sammen
- [1]: ta seg saman
gemene zaak maken
zich aaneensluiten
zich aaneensluiten
- [2]: sitje tett saman
naast elkaar zitten