salmis
- sal·mis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | salmis | - |
verkleinwoord | - | - |
- verouderde spelling of vorm van salmi tot 1935/46
- Het was zoo, de prins zag zeer bleek; zijne oogen stonden dof, maar hij hield zich goed, at iets van visch, proefde aan een salmis van wild. [1]
- Het woord 'salmis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "salmis" herkend door:
8 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Couperus, L."Majesteit." in: De Gids. jrg. 57 deel 3 nr. 7 (juli 1893) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 47; geraadpleegd 2019-08-28
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- sal·mis
- (verkorting) van salmigondis [1]
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
salmis | le salmis | salmis | les salmis |
salmis m