saaien
- saai·en
- afleiding van saai
stellend | |
---|---|
onverbogen | saaien |
verbogen |
saaien [1]
- gemaakt van saai, een doffe wollen stof
- ▸ Een jaar of 7 moet ik zijn geweest. Ik sta aan de hand van mijn vader op de drempel van de Grote Pers van De Lakenhal, de donkere bovenzaal van het Leids museum waar in de 17de eeuw lakenmeesters stalen saaien stof keurden.[2]
- gemaakt van saai, een soort garen (sajet)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | saaien | |
verkleinwoord |
het saaien o
- (visserij) dicht geweven schrobnet
- Het woord saaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "saaien" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Rembrandt had in Wolkers niet alleen de schilder, maar ook de schrijver tot leven gewekt” (8 oktober 2018), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be