rukten uit
- Geluid: rukten uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrʏktə(n) ˈœyt / (3 lettergrepen)
- ruk·ten uit
vervoeging van |
---|
uitrukken |
rukten (…) uit
- meervoud verleden tijd van uitrukken
- Wij rukten uit.
- Jullie rukten uit.
- Zij rukten uit.
- Wij rukten uit.
- Het woord rukten uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.