rugridder
- rug·rid·der
- samenstelling van rug en ridder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rugridder | rugridders |
verkleinwoord |
de rugridder m
- (scheldwoord) homoseksueel persoon
- Het woord 'rugridder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.