rottens
- rot·tens
rottens
- (dichterlijk) genitief van rotten
- «Het graan is tot rottens toe rijp!»
- Het graan is zo rijp dat het bijna rot.
- ▸ Wie in de armen van de dood verkeert,
zijn klamme handen naar de keel voelt grijpen,
wie hier de huid tot rottens toe weet rijpen
en 't moede hart onmenselijk bezeert, -
hij heeft méér lief dan ooit het kil bestaan
van zuurstof en plaveisel kunnen geven.[1]
- «Het graan is tot rottens toe rijp!»
- Het woord 'rottens' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron De paja in: De Gids., jrg. 118 deel 2 nr. 7 (juli 1955), P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, p. 33
- rot·tens
rottens,
- bepaalde vorm genitief enkelvoud van rotte
- rot·tens
rottens,
- bepaalde vorm genitief enkelvoud van rotte