rosachtig
- ros·ach·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rosachtig | rosachtiger | rosachtigerst |
verbogen | rosachtige | rosachtigere | rosachtigerste |
partitief | rosachtigs | rosachtigers | - |
rosachtig [1]
- roodachtig, rood
- De Steel maakt men wat rosachtig; daarom schaduwt men ze met Karmyn met Bister gemengd, en somwyl met Groen, na dat men ze heeft met Masticot gegrond. [2]
- Het woord 'rosachtig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rosachtig" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1743)–M. Noel Chomel Huishoudelyk woordboek
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be