rookt pijp
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rookt pijp (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrokt ˈpɛip / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- rookt pijp
Woordherkomst en -opbouw
- uit rookt (werkwoord) en pijp (zelfstandig naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pijproken |
rookt (…) pijp
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijproken
- Jij rookt pijp.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijproken
- Hij rookt pijp.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pijproken
- Rookt pijp!
- Hij rookt pijp en brengt de meeste tijd door op het toilet, naar het schijnt. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'rookt pijp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Hezewijk, R. van"De criminologie van Sjöwall en Wahlöö" in: De Revisor. jrg. 8 nr. 6 (december 1981) Revisor, Amsterdam; p. 48; geraadpleegd 2018-10-17