Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rookt

Werkwoord

vervoeging van
roken

rookt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roken
    • Jij rookt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roken
    • Hij rookt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van roken
    • Rookt!