rooi
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rooi | rooien |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- moeite
- droog rivierdal
- rooilijn: richtlijn
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rooien |
rooi
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rooien
- Ik rooi.
- gebiedende wijs van rooien
- Rooi!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rooien
- Rooi je?
Gangbaarheid
- Het woord rooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rooi" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[8] |
Verwijzingen
- ↑ rooi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ rooi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ rooi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Bijvoeglijk naamwoord
rooi