• rond·vlie·gen

rondvliegen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondvliegen
vloog rond
rondgevlogen
klasse 2 volledig
  1. ongeordend door de lucht bewegen
    • Inspecteurs van de NVWA hebben in de wijk muggenvallen uitgezet om er zeker van te zijn dat er niet meer Aziatische tijgermuggen rondvliegen. Dat gebeurt in een straal van vijfhonderd meter rond de vindplaats van de eerder aangetroffen muggen.[2] 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sander Voormolen 18 augustus 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be