Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rondt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afronden

rondt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afronden
    • Jij rondt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afronden
    • Hij rondt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afronden
    • Rondt af! 

Gangbaarheid