• rom·ka·me·rat
Naar frequentie 14266

romkamerat m

  1. kamergenoot (mannelijke vorm)
  2. kamergenote (vrouwelijke vorm)
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   romkamerat     romkameraten     romkamerater     romkameratene  
genitief   romkamerats     romkameratens     romkameraters     romkameratenes  



  • rom·ka·me·rat
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   romkamerat     romkameraten     romkameratar     romkameratane  

romkamerat m

  1. kamergenoot (mannelijke vorm)
  2. kamergenote (vrouwelijke vorm)