kamergenote
- Geluid: kamergenote (hulp, bestand)
- ka·mer·ge·no·te
- afgeleid van kamergenoot met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamergenote | kamergenotes |
verkleinwoord |
de kamergenote v
- vrouwelijke kamergenoot, vrouwelijk persoon waarmee je een kamer deelt
- Mijn kamergenote op het kantoor zit meer haar facebook bij te werken dan dat ze voor de zaak werkt.
- Het woord kamergenote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kamergenote" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be