rolstoelbasketballer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rol·stoel·bas·ket·bal·ler
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rolstoel en basketballer
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | rolstoelbasketballer | rolstoelbasketballers |
| verkleinwoord | rolstoelbasketballertje | rolstoelbasketballertjes |
Zelfstandig naamwoord
de rolstoelbasketballer m
- iemand (meestal iemand met een handicap) die rolstoelbasketbal speelt
- De rolstoelbasketballer traint regelmatig in sportcentrum Papendal samen met zijn teamgenoten.
Gangbaarheid
- Het woord rolstoelbasketballer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.