rodelen
- ro·de·len
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘een helling af sleeën’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rodelen |
rodelde |
gerodeld |
zwak -d | volledig |
rodelen
- inergatief (sport) op een bepaald soort slede een berghelling afsnellen
- Er werd die middag gerodeld om het Olympisch goud.
- Het woord rodelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rodelen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rodelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rodelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be