ringeloor
- rin·gel·oor
- zn: herkomst onzeker [1]
- ww: ringeloren ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ringeloor | ringeloren |
verkleinwoord |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- spuit om versieringen en teksten aan te brengen op ongebakken keramiek
vervoeging van |
---|
ringeloren |
ringeloor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ringeloren
- Ik ringeloor.
- gebiedende wijs van ringeloren
- Ringeloor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ringeloren
- Ringeloor je?
- Het woord ringeloor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.