riepen uit
- Geluid: riepen uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈripə(n) ˈœyt / (3 lettergrepen)
- rie·pen uit
vervoeging van |
---|
uitroepen |
riepen (…) uit
- meervoud verleden tijd van uitroepen
- Wij riepen uit.
- Jullie riepen uit.
- Zij riepen uit.
- Wij riepen uit.
- Het woord riepen uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.