Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rid·der·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ridderlijkheid ridderlijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ridderlijkheidv

  1. het riddelijk zijn
    • De man deed uit ridderlijkheid de deur voor de jonge vrouw open. 
Synoniemen
  1. edelmoedigheid, hoofsheid

Meer informatie

Gangbaarheid